Land van oorsprong: Italië
FCI standaard nummer: 194
Oorsprong en gebruik
De Bergamasco is een van origine Italiaans ras. Hij kent slechts een klein verspreidingsgebied dat zich hoofdzakelijk bevindt in de Noord-Italiaanse Alpen rondom de stad Bergamo. In vroegere tijden vergezelden deze honden de kuddes schapen die in het voorjaar vanuit Italië naar de Zuid-Zwitserse alpenweiden trokken. Daar overzomerden zij en trokken in de herfst weer terug naar Italië. Toen de schapentrek verdween vond dit ras zijn bescheiden werk bij de koeien. Nog steeds worden zij daar op kleine schaal voor gebruikt in zowel Italië als Zwitserland.
De Bergamasco is een uitgesproken drijver, die de kudde bijeen houdt en vooruit drijft. Hij doet dat tezamen met de herder maar legt er wel grote zelfstandigheid bij aan. De meeste Bergamasco’s zijn nu voornamelijk huishond. In de omgang zijn ze doorgaans vriendelijk en gemakkelijk, hoewel ze ook zeer waaks zijn.
Ze hebben een opmerkelijke vacht, die men, zo leert de praktijk of erg mooi vindt of helemaal niet kan appreciëren. In Nederland en de ons omringende landen zijn ze zeldzaam. In Italië varieert het aantal jaarlijks geboren pups tussen de 200 en 300.
Aard en karakter
Deze honden die nog maar relatief kort ook als huishond worden gehouden hebben veel van hun authentieke eigenschappen behouden. Ze werkten vroeger tamelijk zelfstandig en vaak naar eigen inzicht. Deze inbreng willen ze vandaag de dag ook graag hebben bij hun werk voor en met de baas. Hij wordt dus geen klakkeloos gehoorzamende en slaafse hond.
Bergamasco’s zijn mensgericht en willen graag gezelschap om zich heen. Ze zijn vrolijk en opgewekt van aard en altijd in voor een spelletje. Hij is verdraagzaam, ook tegenover andere honden. Ze zijn zeer opmerkzaam voor huis en haard en zeer honkvast aan het eigen terrein.
In de omgang is hij gemakkelijk al zal zijn eigenzinnigheid een eigenschap zijn die niet iedere aspirant baas zal weten te waarderen, maar die zo karakteristiek is voor het ras dat men dat bij aanschaf goed moet beseffen.
Hun aard is het best samen te vatten als: opgewekt, zelfbewust en eigenzinnig.
Algemeen beeld
Een rustieke hond met een lange, overvloedige en vervilte vacht, evenredig gebouwd met lichaamscontouren die ongeveer in een vierkant liggen. Hoogte: 60 cm voor de reu en 56 cm voor de teef, met een tolerantie van 2 cm naar boven en naar beneden.
Hoofd: de lengte van de schedel is gelijk aan de snuitlengte en de breedte van de schedel mag niet meer zijn dan de helft van de totale hoofdlengte. De neus is steeds zwart van kleur met goed geopende neusgaten. Het gebit moet scharend en compleet zijn. De vorm van de ogen is ovaal, bijna rond, de oogkleur is bruin.
Bouw: voor een werkhond is het belangrijk dat hij goed gebouwd is, dus moet hij goede hoekingen hebben, een stevige lendenpartij en sterke voeten. De goed behaarde staart reikt hoogstens tot aan de hak en hangt in rust in sabelvorm neer. In actie wordt de staart vrolijk als een vaantje gedragen.
Vacht: de beharing is zeer kenmerkend voor dit ras, want de vacht bestaat uit vele viltstrengen, die fungeren als een beschermende mantel tegen alle weersomstandigheden. Het verviltingsproces, dat op de leeftijd van een jaar begint, is een natuurlijk proces dat geheel vanzelf verloopt. Pas wanneer de hond minstens zo’n 5 à 6 jaar oud is, heeft de vacht zijn volle lengte bereikt. De viltstrengen beginnen ook niet direct op de huid, zodat ze de huid niet afsluiten en de huid schoon en gezond blijft. De vacht komt voor in de kleuren grijs/gemengd of dof zwart met alle nuances die daar tussen liggen. Hoewel het er erg bewerkelijk uitziet, vraagt de vacht nauwelijks onderhoud.
Gangwerk: de Bergamasco is een draver die veel uithoudingsvermogen moet bezitten.