Land van oorsprong: Roemenië
FCI standaard nummer: 350
De Ciobanesc Romanesc Carpatin oftewel de Karpatische herdershond is een hondenras dat afkomstig is uit Roemenië waar hij gebruikt wordt voor het bewaken en beschermen van de schaapkuddes tegen dieren zoals wolven, beren, wilde honden en andere gevaren. Hij wordt gebruikt als herdershond en als waakhond. De Carpatin werd geselecteerd uit een ras dat in de Karpaten en het Donaugebied voorkwam. Het ras wordt al eeuwen gebruikt door de Roemeense herders. Hij verdedigt de kudde, maar is ook een uitstekende waakhond. Een volwassen reu is ongeveer 69 centimeter hoog, een volwassen teef ongeveer 63 centimeter hoog. Het is een redelijk grote hond, behendig, nooit zwaar met het uiterlijk van een woeste hond. Hij heeft een vierkant gebouwd lichaam. De vacht is stug, dicht en recht. De ondervacht is dicht en zacht. Op het hoofd en op de voorkant van de benen is het haar kort. Op de rest van het lichaam is de vacht middelmatig lang. De vacht rond de nek, achterkant van de benen en de staart is juist weer langer. De schofthoogte van de Ciobanesc Romanesc Carpatin ligt tussen de 60 cm en 75 cm. Het gewicht moet in verhouding zijn tot de hoogte. Van nature is deze hond waaks en moedig.
Hij onderscheidt zich door zijn onvoorwaardelijke gehechtheid aan de kudden en zijn baas. Het is een gedistingeerde, rustige en stabiele hond.
De Karpatische herdershond heeft een rijk verleden. Het ras heeft zich ontwikkeld tot uitstekende beschermers van de schaapskuddes, die door de bergen van de Roemeense Karpaten trekken. In de afgelegen en wilde natuurgebieden is een gevarieerd en rijk aanbod aan vegetatie te krijgen. De wilde herbivoren en de gedomesticeerde kuddes kunnen hier alle grazen op de weelderige, groene bergweiden, zonder elkaar te beconcurreren. Er is echter één nadeel aan het leven in deze rijke gebieden; er leven roofdieren. Bruine beren, wolven en lynxen om precies te zijn.
De Karpatische herdershond is uitstekend aangepast aan het klimaat en heeft uitmuntende capaciteiten om tegen roofdieren te strijden. De combinatie van wolfachtig roedelgedrag, sterke en atletische lichaamsbouw, beweging en hun oeroude werkgeschiedenis en ontwikkeling maakt ze uitstekende en efficiënte kuddebewakers.
De eerste rasstandaard kwam er in 1934 en werd in 2001 aangepast door de Roemeense kynologische club. Door de FCI werd dit ras in 2005 voorlopig erkend. Op 6 september 2015 heeft het ras zijn definitieve erkenning van de FCI gekregen. Dit ras is vermoedelijk verwant aan de Sarplaninac en vertoont gelijkaardige uiterlijke kenmerken en karaktereigenschappen. De honden hebben een goede socialisatie nodig gezien hun aangeboren wantrouwen naar vreemden. Als ze goed gesocialiseerd worden met mensen, honden en andere dieren zijn het zeer aanhankelijke, maar toch zelfstandige en gezonde honden. De Carpatin heeft veel beweging en aandacht nodig. Is niet geschikt op appartement.
Verschijning
Algemeen: grote hond, maar slank en beweeglijk, krachtig maar niet zwaar. Rechthoekig lichaam, diepe en brede borst, lange en licht schuine schouder. Breed en licht hellend kruis. Buiklijn iets opgetrokken. Sterke, gespierde nek. Reuen zijn duidelijk groter en forser dan teefjes.
Hoofd: De honden zijn van het lupoïde type (wolfachtig uiterlijk), dit in tegenstelling tot bv. de Kaukasische Herder, die van het Molosser type is, maar waar hij soms mee wordt verward.
Stop: matig
Ogen: amandelvormige, donker gekleurd.
Oren: niet te groot, met afgeronde top, iets boven de ooglijn ingeplant, hangend gedragen dicht tegen de kaak.
Gebit: krachtig schaargebit.
Staart: tamelijk hoog ingeplant, overvloedig behaard, zeer uitgesproken vlag. In rust wordt de staart laag gedragen, recht of licht gebogen
Vacht: Ruwe, dichte en rechte vacht. Dichte en zachte ondervacht. De vacht is uiterst weerbestendig. Op het hoofd en voorzijde van de benen korte beharing, op de rest van het lichaam middellang overvloedig haar. Langere haren op de achterzijde van de benen, de nek en de staart (met zeer duidelijke broek en vlag).
Kleur: lichte fawn gemengd met wildkleur (wolfsgrijs), meestal donkerder op de bovenzijde van het lichaam en wat bleker op de zijkanten van het lichaam. Witte aftekeningen komen voor op borst, hoofd en voeten, maar zijn bij voorkeur niet overheersend.
Schofthoogte: reu 65 – 73 cm, teef 59 – 67 cm