Land van oorsprong: Turkije
FCI Standaard nummer: 331
Gebruik
Herdershond gebruikt om schapen te bewaken. Actief ras, oorspronkelijk gebruikt voor het bewaken van schapen. Geharde werker. Aangepast om extreme hitte of kou te doorstaan.
FCI classificatie
Groep 2, Pinschers en Schnauzers – Dogachtige (Molossoïde) rassen – Zwitserse Sennehonden en Veedrijvershonden en andere rassen.
Sectie 2.2 Dogachtige (Molossoïde) rassen, Bergtype. Zonder werkproef.
Kort historisch overzicht
Hoewel elke natie gretig een rasgeschiedenis aanwijst voor hun nationale rassen, is het zelden mogelijk om die nauwkeurige te bepalen, vooral als het gaat om kudde-beschermingshonden. Dat geldt ook voor de geschiedenis van de Kangal Köpek.
Het is echter een ras, dat diep verankerd is in de hedendaagse Turkse cultuur. Het is de zeer geprezen nationale hond van Turkije. Het zou niet al te onrealistisch zijn om te zeggen dat het Turkse volk dat uit Centraal-Azië migreerde, wiens levensonderhoud voornamelijk afhankelijk was van nomadische veeteelt, hun sterke kudde-beschermgingshonden met zich meebrachten. Het is een bekend feit dat de honden die in Centraal-Azië schapen en geiten beschermen verschillende kleuren hebben.
De vraag met betrekking tot de oorsprong van de Kangal-hond die we vandaag kennen, zou moeten gaan over de reden waarom ze een meer uniform zijn in termen van type en vooral kleur in Turkije. Er wordt aangenomen dat dit verband houdt met het gebied waar ze erg talrijk zijn, in Oost-Turkije, en het soort schapenras, dat door hen beschermd wordt: de Akkaraman-schapen. Ze lijken allebei hetzelfde zwarte masker te delen op een vaalgelige vacht over de uitgestrekte steppen van Oost-Turkije, omgeven door hoge bergen, waardoor de bevolking relatief geïsoleerd wordt. Dit suggereert een perfecte camouflage en aanpassing voor beide. De rasnaam, Kangal, staat klaarblijkelijk in verband met de stad Kangal bij Sivas, waar het ras wereldwijde aandacht trok met uitzonderlijk hoge kwaliteit en uniforme exemplaren.
Ze lijken allebei hetzelfde zwarte masker op een vaalkleurige jas te delen over de uitgestrekte steppen van Oost-Turkije omringd door hoog bergen, waardoor een relatief geïsoleerde bevolking ontstaat. Dit suggereert een perfecte camouflage en aanpassing voor beide. De rasnaam, Kangal lijkt afkomstig te zijn uit de stad Kangal bij Sivas waar het ras vandaan komt
trok wereldwijd de aandacht met uitzonderlijk hoge kwaliteit en uniforme exemplaren.
Algemene verschijning
Grote, rijzige, hoge, krachtig gebouwde vee-bewakingshond met een donker masker. Niet agressief, maar wel een goede bewaker. Moet over afmeting en uithoudingsvermogen beschikken. De Kangal is een hond van molosser type. Bouw robuust. Het compacte lichaam is bedekt met een dikke vacht van middelmatige lengte. Lichaamsformaat is rechthoekig.
Belangrijke verhoudingen
De profiel-lijnen van snuit en schedel lopen divergent. Het lichaam is 10-12% langer dan de schofthoogte. Borstdiepte is ongeveer 50% van de schofthoogte.
Gedrag en temperament
Stabiel en moedig zonder agressie, van nature zelfstandig, zeer intelligent en handelbaar. Trots en zelfverzekerd. Trouw en toegewijd aan de eigenaars, maar indien volwassen afstandelijk tegen vreemden.
Hoofd:
Gebied van de schedel: Breed, maar in verhouding tot het lichaam.
Schedel: Breed tussen de oren, versmallend naar de stop toe, breed tussen de oren. Licht gewelfd. Lengte van de schedel is langer dan de breedte.
Stop: Gering.
Neus: Zwart.
Snuit: Korter dan de schedel. Snuitlengte is 40-44% van de lengte van het hoofd. Profiel bot, zeer weinig versmallend naar het uiteinde. Lijn van de stop naar de neus is keurig hellend.
Lippen:
Zeer licht hangend, met zwarte randen. Rand van de bovenlip niet lager dan het profiel van de onderkaak. Strakke mond-hoeken.
Kaken/gebit: Sterke tanden, bij voorkeur scharend gebit, maar tanggebit of omgekeerd schaargebit is toegestaan. Ontbreken van P1 en M3 wordt niet aangerekend.
Kaken: Goed gespierd, kaakbeenderen zijn zichtbaar, maar niet geprononceerd.
Ogen: Amandelvormig, middelmatig tot groot, in verhouding tot de afmeting van de schedel, goed uit elkaar geplaatst, laten geen hangend ooglid zien. Van donkerbruin tot lichtbruin, hoe donkerder hoe beter. Oogleden zwart.
Oren: Van middelmatige grootte, driehoekig van vorm, met afgeronde punt, hangend met de voorkant dicht tegen de wang, bij oplettendheid hoger. Waar het toegelaten is, worden gecoupeerde oren beoordeeld als de niet-gecoupeerden.
Hals:
Licht gebogen, krachtig, gespierd, nagenoeg even lang als het hoofd, tamelijk dik. Lichte wammen mogelijk. De hals wordt niet rechtop gedragen.
Romp:
Krachtig, goed gespierd, nooit plat aan de zijkanten.
Bovenlijn: Licht gebogen over de lendenen. Kroep wat hoger dan de schouders.
Schoft: Krachtig, licht prominent.
Rug: Middelmatig lang, sterk, goed gespierd.
Lendenen: Licht gewelfd.
Kroep: Middelmatig lang. Gespierd, goed verbonden aan de lendenen. Helling bijna 30 graden.
Borst: Diep tot de punt van de ellebogen; ribben goed gebogen; borstkas voldoende lang.
Onderlijn en buik: Buik licht opgetrokken.
Staart: Lang, reikend tot iets onder het spronggewricht. Bovenlijn van de staart vormt een voortgezette lijn met de kroep, wanneer hij in ontspannen houding laag gehouden wordt met een gesloten krul aan het uiteinde; bij oplettendheid hoog en over de rug gekruld, vooral bij reuen.
Ledematen
Voorste ledematen:
Algemene verschijning: Goed uit elkaar geplaatst, recht en met goede botten; van goede lengte.
Schouder: Goed gespierd, schuin.
Opperarm: Moet gespierd en sterk zijn. Strak tegen het lichaam.
Elleboog: Strak aan de zijden, maar vrije beweging mogelijk makend.
Voorarm: Harmoniërend in lengte met het lichaam, sterk van biot, recht.
Middelhand: Sterk, licht hellend, wanneer van opzij bezien.
Voorvoeten: Sterk, met dikke zolen en goed gewelfde tenen. Nagels kort en liefst zwart.
Achterste ledematen:
Algemene verschijning: Krachtig, niet overladen met spieren. Achterbenen van achteren gezien verticaal.
Dij: Lang.
Kniegewricht: Goede gehoekt.
Onderdij: Gespierd, lang.
Spronggewricht: Stevig, breed, matig gehoekt.
Middenvoet: Goed ontwikkeld, matig lang en staat verticaal op de grond. Parallel aan elkaar.
Achtervoeten: Sterk, met dikke zolen en goed gewelfde tenen. Nagels kort en liefst zwart. Aanwezigheid van bijtenen (hubertus- of wolfsklauwtjes) toegestaan.
Gang/beweging: Zeer opvallend is de horizontale lijn van romp, hoofd en hals tijdens het lopen, beweging gelijkmatig, soepel en uitgrijpend, de indruk gevend van een statige pas, met grote kracht. Telgang toelaatbaar bij lage snelheid.
Huid:
Van middelmatige dikte, goed aangehecht aan hoofd en lichaam. Lichte wammen toegestaan. Huidkleur hangt af van de haarkleur, maar de huid moet gepigmenteerd zijn.
Vacht:
Haar: 3 tot 7 cm, dikke en harde beschermende vacht, dichte ondervacht. Vachtlengte kan variëren naar gelang weersomstandigheden. Langer en dikker aan de hals, schouders en dijen.
Kort of halflang, dicht, met dikke ondervacht. Grote variaties in lengte al naar gelang het klimaat. Langer en dikker aan de hals, schouders en dijen. De vacht neigt langer te worden in de winter.
Kleur:
Het hele lichaam moet van één kleur zijn. Kan gaan van fawn (licht geelbruinig) tot een wolfachtige zandkleur. Wit of een lichtere kleur op de borst wordt niet beschouwd als fout indien niet breder dan 10 cm. Wit op klauwen en voeten kan voorkomen. Minder wit heeft de voorkeur. Een zwart masker is verplicht. Het masker bedekt de snuit en wordt lichter over de schedel. Oren zijn donker. Er kan een donkere lijn zijn op een helft of op een derde van de staart, lopend van het uiteinde tot de aanzet. Een witte staartpunt is toegestaan.
Afmeting en gewicht:
Schofthoogte: Reuen: 72 tot 78 cm. Met ± 2 cm tolerantie. Teven: 65 tot 73 cm, Met ± 2 cm tolerantie.
Gewicht: Reuen -60 kg. Teven: 40-50kg.
Fouten:
Elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden gezien en de ernst waarin de fout wordt gezien, moet in exacte verhouding zijn tot de graad waarin deze zich voordoet en het effect ervan op de gezondheid en het welzijn van de hond.
Ernstige fouten:
– Schedel breder dan zijn lengte van achterhoofdsknobbel tot stop.
– Kroephoogte lager dan schofthoogte.
– Te licht of te zwaar gebouwd voor een werkconditie.
– Atypische staartvorm.
– Witte vlek aan de hals.
– Witte lijn op snuit en masker.
Diskwalificerende fouten:
– Agressieve of overmatig schuwe honden.
– Elke hond die duidelijke fysieke of gedragsmatige abnormaliteiten vertoont.
– Atypische exemplaren.
– Overbijter.
– Meer onderbijter dan omgekeerd schaargebit.
– Te korte snuit (een derde van de totale hoofdlengte).
– Erg kort en glad haar; afwezigheid van ondervacht.
– Snuit zonder masker.
– Bruine neus en pigment.
– Ogen van verschillende kleur.
N.B. Reuen moeten twee zichtbare normale testikels hebben, volledig afgedaald in het scrotum. Slechts functioneel en klinisch gezonde honden, met een rasttypische confirmatie, zouden voor de fok gebruikt mogen worden.
Vertaling vanuit het Engels: Leo Bosman