Land van oorsprong: Macedonië/Servië
FCI Standaard nummer: 41
Oorsprong en gebruik
De Šarplaninac stamt af van de ongeveer 2000 jaar oude Molossers. Dit waren krachtige honden met een brede kop en hangende oren, donkergrijs tot zwart als bewakers van huis en haard en blond tot wit als bewakers van de kuddes. (De lichte honden werden speciaal voor de kudde gebruikt opdat de herder vooral in het donker goed onderscheid kon maken tussen een wolf en zijn hond). Ze kwamen voor in de bergen van Albanië en Macedonië. Toen de bergweiden daar nog “Molossis” heetten, waren de honden “Molossers”. Aangezien de omgeving (heel de Adriatische kuststrook van het voormalige Joegoslavië en Albanië) “Illyrië” heette, werd dit de toevoeging [werd dit bij de erkenning van het ras in 1939 de rasnaam] die nu ook nog wel eens de kop opsteekt. De officiële rasnaam werd Illyrische herdershond, vandaar dat men Men spreekt [ook nu leest men in oudere publicaties soms nog van de ] dan van een “Illyrische Herdershond”, maar in 1957 werd al de benaming (Jugoslavenski) Šarplaninski ovčarki pas (herdershond van het Šar-gebergte [= grens Servië, Makedonia en Kosovo] ingevoerd. bedoelt een Šarplaninac. Dit soort reusachtige kuddehonden ik zou zeggen grote kuddewaakhonden, want je hebt vanouds ook honden van net over de 60 cm komt al duizenden jaren voor in Eurazië, en alleen daar. Het is zeker niet overdreven om te zeggen dat de bewoners daar niet in staat zouden zijn geweest om zichzelf en hun kudde zonder hulp van deze prachthonden tegen wolven, beren en andere rovers te beschermen. De typische Euraziatische kudde- en veeteelt cultuur begon met en onder de bescherming van deze voorlopers van o.a. de Šarplaninac. In de loop der jaren ontwikkelden zich van de Pyreneen tot de Himalaya de huidige verschillende regionale rassen. Deze rassen kregen hun naam mee uit de regio zoals onder andere de Pyreneese Berghond, Tatra, Kuvasz, Kaukasische Herder ovčarka en de Šarplaninac.
De naam Sarplaninac ontleent het ras aan de berg (= planina) met de naam “Sar” op de grens van Kosovo en Macedonie.
Het oorspronkelijke gebruik van de Šarplaninac is hierboven al beschreven. Tegenwoordig is de Šarplaninac iets veelzijdiger geworden. Hij wordt niet meer alleen gebruikt als bewaker van de kudde en huis en haard maar heeft ook zijn nut als gebruikshond in het voormalige Joegoslavische leger bewezen. Hier wordt hij nog steeds gebruikt, vooral als zelfstandige waakhond bij verder verlaten objecten en voor grensbewaking.
Buiten het voormalige Joegoslavie wordt de Šarplaninac tegenwoordig ook veel gebruikt als waak- en huis-hond. Het oude, oorspronkelijke karakter van het ras is zeer goed overgebleven. Niet in de laatste plaats vanwege het feit dat het fokken met Šarplaninac tot 1970 onder staatstoezicht gebeurde. Tevens was het tot 1970 verboden om de hond te exporteren waardoor er wereldwijd nog maar heel weinig mee gefokt is. Wat nu dus nog steeds in de Šarplaninac vertegenwoordigt is, is de echte Molosser in de betekenis van kuddebewaker in het algemeen, een geboren bewaker die altijd bereid is om zichzelf en zijn naasten tegen elke twee- en vierbenige rover te beschermen. De huidige Molossische herdershond is een Griek ras, voorkomend in het gebied van die naam, met onderscheidende eigen kenmerken.
Erkenning
Sinds 1930 is er een officiele standaard van het ras aanwezig.
In 1939 werd de Šarplaninac, onder de oude naam van Ilirski Ovčar (Illyrische Herdershond), geregistreerd bij erkend door de FCI. In 1956 werd de naam officieel gewijzigd in Jugoslovenski Ovčarski pas Šarplaninac (Joegoslavische Herdershond uit van het Šar-gebergte Planina) en in 1957 werd dit ook aangenomen door de FCI. Grappig is dat de oude naam Šar een zelfde soort beketenis heeft als Estrela in het Portugees. De c aan het eind v/d naam spreekt men uit als ts.
Karakter
De Šarplaninac is een zelfstandige maar toch aanhankelijke en trouwe hond. Reeds als pup zal het opvallen dat de Šarplaninac een ras is dat weinig vraagt en veel geeft. Het is geen hond die constant om u heen drentelt en om aandacht vraagt. Toch zal hij blij zijn wanneer hij aandacht krijgt. Hij zal u en de omgeving in de gaten houden en hij zoekt meestal ergens in de buurt een plek waar hij alles kan overzien. Ondanks zijn zelfstandige aard is de Sarplaninac onvoorwaardelijk trouw aan zijn baas en diens familieleden en zal deze onder alle omstandigheden beschermen.
Een Šarplaninac is een hond die lichamelijk en geestelijk laat volwassen wordt. Alhoewel hij zijn uiteindelijke schofthoogte op ongeveer 1 jarige leeftijd bereikt heeft, is hij lichamelijk uitgegroeid wanneer hij 2 ½ jaar oud is. Geestelijk heeft hij zijn volledige volwassenheid pas op ongeveer 4 jarige leeftijd bereikt.
Indien er niet teveel van de hond verlangt wordt op jonge leeftijd, zal hij zich ontwikkelen tot een trouwe vriend en bewaker. Het waken zit muurvast in dit ras. Het is niet nodig om hem dit te leren, het ontwikkelt zich vanzelf. De Šarplaninac is een zelfstandige hond die echter niet buiten het gezelschap van mensen kan. Wanneer hij niet voldoende aandacht krijgt zal hij zich net als alle andere intelligente honden snel vervelen en kattenkwaad uit gaan halen. Hij accepteert alles en iedereen die tot het eigen roedel behoort en waar hij mee opgegroeid is. Hij is afstandelijk en afwijzend tegenover vreemden, maar niet bijterig. Ook is hij minder scherp dan tal van ? bepaalde ander Eurasische rassen in doorsnee genomen, waardoor hij prima als huishond gehouden kan worden. De Šarplaninac staat bekend om zijn kindvriendelijkheid.
Hij zal zich nooit tegen zijn baas keren tenzij deze hem op een onjuiste mannier straft. De Šarplaninac accepteert geen onjuistheid en brutaliteit en kan hierdoor in opstand komen. Kort gezegd is een Šarplaninac een zelfstandige, trouwe, intelligente waak- en huishond die afwijzend en wantrouwig tegenover vreemden staat.
Eigenschappen
De Šarplaninac is een echte oerhond, hij kan overal tegen. Hij is weinig vatbaar voor ziekten en er zijn geen rastypische ziekten, kwalen of afwijkingen bekend. Hij kan temperaturen van -40°C tot +40°C verdragen. Het is een hond die prima zowel als enige hond als samen met andere honden gehouden kan worden mits hij voldoende beweging krijgt.
Hij zal zich in de eerste 8 weken dat u hem heeft (tussen de 8 en 16 weken) aan zijn “roedel” hechten. Hij heeft zich dan ook voor zijn leven aan u verbonden. Een volwassen Šarplaninac moet niet van eigenaar veranderen, hij zal zijn verdere leven blijven treuren over zijn verloren roedel. Dit leven kan, in tegenstelling tot de meeste andere grote rassen, vrij lang zijn. Gemiddelde leeftijden van 13-14 jaar zijn normaal en er zijn voorbeelden van Šarplaninac die 18- 20 jaar zijn geworden.
De Šarplaninac kan niet voor africhting gebruikt worden. Zijn zelfstandigheid komt hier in het geding, hij wenst niet onderworpen te worden. Wanneer hij echter het vertrouwen in zijn baas heeft gekregen zal hij alles voor hem wat deze van hem vraagt.
Verzorging
De Šarplaninac is een makkelijke hond om te verzorgen. Zijn dichte haar klit niet en 1 keer borstelen per week is voldoende. In de rui, 2 keer per jaar, is elke dag borstelen noodzakelijk om hem van zijn oude haar te ontdoen. Zijn vacht beschermt hem tegen alle weersinvloeden, daarom mag hij ook hooguit 1 keer per jaar gewassen worden. Wanneer u dit vaker doet, wordt zijn haar broos en slap.
Standaard
Hieronder volgt slechts een kleine opsomming van in het oog springende raspunten.
Hoofd
De Šarplaninac heeft een brede zware kop met een snuit die iets korter is dan de schedel en breder aan de basis. Hij heeft een zwarte neus. De ogen zijn licht tot donker kastanjebruin, amandelvormig en met een diepe rustige blik. De oren zijn v vormig, middelmatig van lengte en hangen tegen de kaken. Hij moet een volledig schaargebit hebben.
Lichaam
Het lichaam is iets langer dan de schofthoogte met een diepe borst en een iets opgetrokken gespierde buikholte. De hals is breed diep en gespierd, door de overvloedige beharing lijkt de hals korter dan hij is. De staart is lang en komt minstens tot aan het spronggewricht. De staart wordt sabelvormig gedragen. De voor en achterhand zijn sterk van bot en spieropbouw en voldoende gehoekt. Dit levert een lang en soepel gangwerk op.
Vacht
Het hoofd, de oren en de voorhand zijn bedekt met kort haar. De nek, het lichaam en de achterhand en staart zijn bedekt met lang ruw haar dat bijna vlak op het lichaam ligt. Onder dit dekhaar vindt men een dichte fijne onderwol. De lengte van de vacht ter hoogte van de schoft is tussen de 7 en 12 cm. Er zijn veel toegestane kleuren, van blond tot bijna zwart. Bijna alle kleuren van wit tot zwart zijn toegestaan, vermits eenkleurig en zonder witte vlekken. De meest geliefde kleur is echter wolfsgrauw tot donkergrijs.
Grootte
De standaard geeft aan gemiddeld 62 cm voor reuen en 58 cm voor teven en dat reuen onder 56 en teven onder 54 cm niet voor de fok gebruikt mogen worden.
Vaker ziet men tegenwoordig dat de honden toch wel een slag groter zijn. In 2002 in Zbraslav zagen we zelfs enkele honden van 90 cm.
De schouderhoogte van een reu is 70-77 cm hij heeft dan een gewicht van 55 tot 65 kg. Een teef is beduidend kleiner met gemiddeld 65-67 cm en een gewicht van ongeveer 40 kg. Zowel grotere als kleinere exemplaren komen voor maar deze genieten niet de voorkeur.Dit is een kwestie van smaak/voorkeur. Een herder in de bergen zal zweren bij een hond van net 60 cm als die goed functioneert en in z’n eentje met een wolf kan afrekenen. Het fokker op meer grootte (hoewel grotere honden altijd wel voorkwamen) is vaak iets van prestige, een verschijnsel dat bij de Turken ook bekend is.