Inleiding
Behendigheid is de Nederlandse benaming voor Agility, een sport die vanuit de paardensport is ontstaan. Het grootste verschil tussen de paardenspringsport en behendigheid is dat je uiteraard naast je hond loopt. De kunst is om zo’n team te vormen dat je met minimale aanwijzingen je hond over het juiste toestel stuurt. Behendigheid is op dit moment nog de snelst groeiende tak van de hondensport en veel baasjes hebben maar wat plezier met hun honden.
Voor wie?
Behendigheid is in principe geschikt voor elk ras, mits deze gezond gebouwd is en vrij is van afwijkingen aan de gewrichten. De leeftijd om te beginnen is vaak vanaf 12 maanden voor de kleinere rassen en 18 maanden voor de grotere rassen.
De leeftijd waarop een hond mag starten is afhankelijk van de hondenschool of vereniging waar je wilt gaan trainen. Sommige hondenscholen geven namelijk al jongehondencursus waar je met 6 maanden kan beginnen met grondwerk en het aanleren van de raakvlaktoestellen. Sommige hondenscholen laten alle rassen vanaf 12 maanden starten, maar er zijn ook hondenscholen die grotere rassen pas met 16 of 18 maanden laten beginnen.
Wat houdt het nu precies in?
Bij behendigheid staat het plezier voor zowel eigenaar als hond voorop. De bedoeling is om diverse toestellen in een parcours foutloos te nemen en zo snel mogelijk. Dit klinkt allemaal erg makkelijk, maar schijn bedriegt. Buiten dat het natuurlijk de band versterkt tussen de eigenaar en zijn/haar hond heeft het nog meer voordelen. Behendigheid kan de hond prikkelen in zijn zelfoplossend vermogen, het kan je hond zijn zelfvertrouwen vergroten en het kan zijn geheugen versterken. Buiten dat leer jij als eigenaar nieuwe technieken van omgaan met je hond, geduld en het geeft je vertrouwen in je hond.
Conditie en gezondheid
Het wordt niet vaak genoemd maar het is toch erg belangrijk dat een hond op gezond gewicht moet zijn als de eigenaar behendigheid wil gaan beoefenen. Het probleem van overgewicht wordt vaak onderschat. Buiten de kans dat de hond meer kans loopt om diabetes te krijgen of andere aan overgewicht gerelateerde ziektes loopt een hond met overgewicht meer risico’s op blessures dan een hond met een normaal gewicht. Je moet beseffen dat een hond bij het neerkomen flink wat kracht te verduren krijgt op zijn gewrichten. Dit is al belastend met een normaal gewicht maar met overgewicht kan dit natuurlijk alleen maar meer zijn
FHN of Cynophilia?
Er zijn in Nederland eigenlijk 2 overkoepelende organen, de FHN (Federatie Hondensport Nederland) en Cynophilia. Elk orgaan heeft zijn eigen regels waar de hondenscholen zich aan moeten houden. Het grootste verschil is toch wel de hoogte van de sprongen ten opzichte van de klasse-indeling op basis van de schofthoogte van de hond. Voor beide organisaties dien je een startlicentie aan te vragen bij een aangesloten vereniging, een hondenschool aangesloten bij de FHN of een KC (Kynologen Vereniging) of een officieel erkende rasvereniging (door de Raad van Beheer) voor een Cynophilia licentie.
Klasse indeling, schofthoogte hond en de te springen hoogte van de FHN en Cynophilia naast elkaar.
FHN-klasse | schofthoogte | spronghoogte | Cyno-klasse | schofthoogte | spronghoogte |
toy | ≤ 30 cm | 30 cm | |||
small | >30 cm en ≤ 40 cm | 40 cm | small | <35 cm | 25 tot 35 cm |
medium | >40 cm en ≤ 50 cm | 55cm | medium | ≥35 cm en < 43 cm | 35 tot 45 cm |
large | < 65 cm | 60 cm | large | ≥43cm | 55 tot 65 cm |
Verschillende parcoursen
Binnen de behendigheidssport zijn er drie soorten van parcourssystemen:
- Het Vast Parcours (VP). Deze kan alle toestellen bevatten. Dus de sprongen, slalom, raakvlaktoestellen en tunnels. De volgorde, waarin de toestellen moeten worden genomen is aangegeven door nummers.
- Het Jumpingparcours (JP). Hierin staan geen raakvlaktoestellen opgesteld. Ook hier wordt de volgorde waarin de toestellen moeten worden genomen aangegeven door nummers.
- De Fungames (spel). Deze spellen kunnen bij elke wedstrijd anders van opzet zijn! De scheidsrechter zal voor het verkennen van het parcours hierover uitleg geven.
Klasse-indeling en promotie
Bij zowel de FHN als Cyno heb je een klasse-indeling van A, B en C, bij Cyno ook wel 1ste, 2de en 3de graad genoemd. Om te promoveren naar een klasse hoger, dien je promotiepunten te verdienen, deze punten kunnen worden verdiend op het VP en JP door het parcours foutloos te lopen binnen de SPT (standaard parcourstijd). In de specifieke details van promoveren zie je weer een verschil tussen de FHN en Cyno. Cyno kent een degradatieregeling, de FHN niet. Voor mensen die geheel nieuw zijn binnen de behendigheidswedstrijdsport kent de FHN nog een groot verschil; zij hebben de klasse “debutanten”. Een debutantenparcours is makkelijker en lager dan een A-parcours en speciaal voor mensen en honden die nog helemaal geen wedstrijdervaring hebben. Heeft de handler of de hond reeds wedstrijden gelopen, is het niet meer mogelijk om in deze klasse uit te komen. En dan heb je uiteraard ook nog een veteranenklasse, speciaal voor de oude honden. Vanaf 7 jaar mag de hond in deze klasse uitkomen. Een van de voordelen van de veteranenklasse is dat de hindernissen lager staan.
De toestellen
Hoogtesprong
De hoogtesprong is de meest voorkomende hindernis. Eigenlijk is het een lat, bevestigd aan 2 palen met eventueel aan weerszijde vleugels. Bij hoogtesprongen kun je diverse variaties aantreffen, zoals een muurtje of een borstelsprong. Het deel waar de hond overheen springt (de lat, bovenste deel van de muur of de borstel) ligt altijd los, zodat deze altijd kan vallen als de hond hem raakt of er midden in springt. Het kan namelijk nog wel eens gebeuren dat de hond zijn sprong verkeerd inschat. Mocht de lat dan niet vallen wordt de kans op letsel erg groot. Het commando voor de hoogtesprong is vaak hoog of over.
Tunnel
De tunnel is voor mensen die beginnen met een jongehondencursus een bekend toestel en het zal waarschijnlijk het eerste zijn wat je je hond aanleert. De tunnel is tussen de 3 en 5 meter lang en de meeste honden vinden hem helemaal te gek! Het aanleren doe je door hem eerst recht neer te leggen en eventueel iets in elkaar geschoven zodat hij wat korter wordt. De trainer houdt de hond, indien deze dat toestaat, bij de ingang van de tunnel vast en de eigenaar roept hem aan de andere kant door de tunnel heen. Zodra de hond dit beheerst kan de tunnel in zijn volle lengte gelegd worden en daarna in ook nog in verschillende bochten. Veelgebruikte commando’s zijn: door of tunnel.
Slurf of slappe tunnel
Nadat de hond de tunnel kent, kun je verder gaan met de slurf of de slappe tunnel. De slurf wordt vaak ervaren als spannend voor de hond omdat hij eigenlijk in een donker gesloten gat moet rennen. Als je dit goed opbouwt komt hij daar snel overheen en zal hij het ook een heel leuk toestel gaan vinden. Let er zeker in het begin op dat de hond er recht door rent. Wanneer hij in de slurf verstrikt raakt, kan het lang duren voor hij die nare ervaring weer is vergeten!
Veelgebruikte commando’s zijn: slurf en door.
Band
Er zijn heel veel variaties op de band, van een plastic band, tot een opgevulde brommerband. Tegenwoordig wordt er in Nederland op de wedstrijden steeds meer gebruik gemaakt van de zogeheten breekband. Bij druk op de ring van de band springt deze open, vaak in twee helften, zodat de kans op trauma zo veel mogelijk wordt verkleind, niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk. Zorg er ook voor dat je de band ook altijd zo recht mogelijk neemt. Dit is voor je hond wel zo veilig. Er gebeurt meestal niet zoveel met de band. Het kan een lastig onderdeel zijn voor je hond, omdat er zoveel gaten zijn die zoveel makkelijker te nemen zijn dan die ‘stomme’ ronding daarboven. Afhankelijk van de grootte van hond, kan het soms makkelijk zijn, bij het aanleren de band zo laag mogelijk te doen, zodat er onderdoor lopen een stuk lastiger wordt.
Vaak gebruikte commando’s zijn: hoog, band of door.
Breedtesprong
De breedte is een wat uitdagender toestel. De hond moet namelijk zo ver springen dat deze alle balkjes laat staan. Dit is lastig, omdat het vanuit de hond zijn oogpunt lijkt op één groot vlak. De handler moet voorkomen dat de hond schuin springt. Aan de zijkanten staan 4 palen, 2 aan de linkerkant en 2 aan de rechterkant. Als de hond over de breedtesprong springt dient de hond deze ook zo te passeren, dus links 2 palen en rechts 2 palen. Dit toestel dient opgebouwd te worden door er steeds meer balken bij te zetten. Vaak gebruikte commando’s zijn: breed of over.
Slalompaaltjes of weave
De slalompaaltjes of weave zijn 12 paaltjes die achtereen met 60 cm van elkaar af staan. Het is een lastig onderdeel waar ook veel aanleermethodes voor ontwikkeld zijn. Het feilloos nemen van de paaltjes is een kwestie van tijd en ervaring, dit leert de hond niet in 10 lessen.
De palen dienen namelijk op 1 manier ingestoken te worden, de hond dient het eerste paaltje met zijn linker schouder te passeren. Veelgebruikte commando ’s zijn: paaltjes, slalom of weave.
Raakvlaktoestellen
We kennen 3 raakvlaktoestellen, schutting, kattenloop en de wip. Al deze 3 toestellen hebben aan het begin en einde van het loopvlak een wit gedeelte dat door de hond met tenminste 1 teen aangeraakt moet worden. Het raakvlak hoeft overigens niet altijd wit te zijn, wel is de afmeting van het vlak vastgelegd. Op wedstrijden worden veel fouten gemaakt op deze toestellen, vooral de grotere snelle honden willen nog wel eens over een raakvlak heen springen. Daardoor zijn er net zoals bij de slalompaaltjes inmiddels veel aanleermethodes ontwikkeld voor het snel en feilloos nemen van de raakvlaktoestellen.
1. Schutting
Er zijn heel veel manieren om de schutting aan te leren maar let er altijd op dat een bange hond nooit over de schutting gesleurd mag worden. Dit kan goed gaan maar er zijn ook honden die daardoor altijd een angst voor de schutting blijven houden. Veelgebruikte commando ’s zijn: A, schut of over.
2. Kattenloop
Ook hier zijn verschillende aanleermethodes voor en ook hier geldt weer, zorg er voor dat het aanleren van het toestel niet onder dwang gaat. Het kan namelijk erg hoog en indrukwekkend zijn daarboven op dat smalle plankje. Probeer te allen tijde te voorkomen dat de hond gaat draaien op het toestel en mogelijkerwijs valt. Veelgebruikte commando ’s zijn: kat of brug.
3. Wip
De wip wordt meestal als laatste aangeleerd van de raakvlaktoestellen en vaak zelfs als laatste van de gehele reeks. Daar is een hele goede reden voor. Doordat de wip een kantelpunt heeft kunnen honden daar nogal van onder de indruk zijn. Doe je dit voordat ze de schutting en de kattenloop gewend zijn, dan kan het zijn dat ze nog onzekerder op deze twee toestellen worden omdat ze zo geschrokken zijn van het bewegende onderdeel onder hun voeten. Voor een hond ziet vooral de oploop van de kattenloop er hetzelfde uit als de oploop van de wip. De honden leren dit later prima onderscheiden. Veelgebruikte commando ’s zijn: wip of over.
Tafel
Dit toestel zie je niet zo vaak meer op wedstrijden. De bedoeling is dat de hond 5 seconden op dit toestel blijft in een positie (af, zit) en de hond mag de tafel niet verlaten via dezelfde kant als deze erop is gekomen. Bij de FHN wordt dit toestel helemaal niet meer gebruikt. Veelgebruikte commando ’s zijn: tafel of op.
Met dank aan Sandra Wierda